Reformatorisch Dagblad:Meer inzet nodig tegen ontkenning Armeense genocide

De politiek moet zich meer inspannen om de ontkenning van de Armeense genocide te bestrijden, vindt Inge Drost.

De Armeense genocide is op 24 april over de hele wereld herdacht, ook in Nederland. Het was duidelijk dat het verlies van 1,5 miljoen Armeense burgers, waarmee in 1915 het Ottomaanse Rijk zich zo goed als geheel van zijn Armeense minderheid ontdeed, na 96 jaar nog steeds moeilijk te aanvaarden is.

Een belangrijke rol speelt daarbij dat Turkije deze genocide nog altijd ontkent. Het land doet er alles aan om de Armeense genocide te bagatelliseren, verdraaien, minimaliseren en op andere manieren te ontkennen.

De internationale gemeenschap staat dit Turkije nog altijd toe en houdt zo een dubbele standaard aan als het om genocide gaat. Andere belangen zijn steeds voorgegaan: lange tijd de bufferfunctie van Turkije ten opzichte van de Sovjet Unie, later de NAVO-belangen. Nu, met de turbulente tijden in de regio en de vrees voor de islam, kan Turkije evenmin voor het hoofd gestoten worden.

Bemoedigend is wel dat in Turkije zelf de beweging onder intellectuelen naar meer openheid over het verleden niet meer te stuiten is, ondanks dat dit nog steeds gepaard gaat met intimidatie, vervolging en fysiek geweld. Nog vorige week werd de kunstenaar Bedri Baykam neergestoken, na een bijeenkomst in Istanbul waarop geprotesteerd werd tegen de vernietiging van een monument in de stad Kars, met als thema de verzoening tussen Turken en ArmeniթƒԹ,rs. Er is daar nog een lange weg te gaan, zeker zolang de internationale gemeenschap geen enkele consequentie verbindt aan haar al dan niet uitgesproken afkeuring van het Turkse beleid.

Gelukkig vinden in Nederland de mensen die dubbele standaard niet normaal. Ook de Tweede Kamer heeft er geen doekjes om gewonden. Unaniem werd eind 2004 de motie-Roevoet aangenomen, թ§Չ‚-ժԷomarmdթ§Չ‚-Թ door toenmalig minister Bot. De motie draagt de regering op de erkenning van de Armeense genocide voortdurend en nadrukkelijk te agenderen in de bilaterale contacten met Turkije en in de toetredingsonderhandelingen in EU-verband. Hiermee is officieel gezegd dat wat er in 1915 in Turkije is gebeurd, te kwalificeren is als genocide.

Regelmatig bevraagt de Kamer de bewindspersoon van Buitenlandse Zaken naar de resultaten van deze motie. De antwoorden zijn bezwerend en weinigzeggend. Op Buitenlandse Zaken lijkt het taboe nog altijd aanwezig.

Niet voor niets hebben dus de Armeense organisaties in een petitie de Kamer opgeroepen er (nog) veel harder aan te trekken. Ten eerste aan de uitvoering van de motie-Rouvoet. Maar ook moet de Kamer zich hard blijven maken voor een monument voor de Armeense genocide in Den Haag, om zo te blijven herinneren aan de noodzaak van internationale gerechtigheid in de vorm van het Internationaal Strafhof, waaraan het nog ontbrak ten tijde van de Armeense genocide.

Ten slotte zouden alle fracties het initiatiefwetsvoorstel van ChristenUnie-Kamerlid Voordewind moeten steunen. Thans zit de norm van strafbaarheid van genocideontkenning in het Wetboek van Strafrecht verstopt in het artikel van groepsbelediging. In het wetsvoorstel wordt die norm expliciet gesteld, begrensd en verduidelijkt. Het minste wat Nederland kan doen voor de slachtoffers en nabestaanden van de volkeren die dit bittere lot hebben ondergaan, is ervoor zorgen dat helder is dat Holocaust- en genocideontkenning onaanvaardbaar is. Dat is een kwestie van beschaving.

De auteur is secretaris van het 24 April ComitթƒԹ. van de Federatie van Armeense Organisaties in Nederland (FAON).


Reformatorisch Dagblad (Dutch Daily Newspaper)

26 April 2011

More efforts needed against Armenian Genocide denial

Politicians should intensify their efforts to combat the denial of the Armenian genocide according to Inge Drost.

On 24 April the Armenian Genocide was commemorated around the world, also in the Netherlands. It was clear that the loss of 1.5 million Armenian citizens in 1915, that stripped the Ottoman Empire almost totally of its Armenian minority, after 96 years is still difficult to accept.

The fact that Turkey still denies the genocide plays an important role. The country tries by all means to downplay, distort, minimize and otherwise deny the Armenian Genocide.

The international community still allows Turkey to do so and keeps double standard with respect to genocide. Other interests always prevail: for a long period Turkeyթ§Չ‚-Չ„§s buffer function with respect to the Soviet Union, later NATO interests. Now, with the turbulent times in the region and fear of Islam, Turkey cannot be offended either.

It is encouraging, however, that in Turkey the movement among intellectuals for greater openness about the past can no longer be stopped, even though it still involves intimidation, persecution and physical violence. Just last week the artist Bedri Baykam was stabbed after a meeting in Istanbul to protest against the destruction of a monument in the town of Kars, on the theme of reconciliation between Turks and Armenians. There still is թ‚Թ a long way to go, especially as long as the international community does not undertake consequence to their whether or not explicit disapproval of the Turkish policy.

Fortunately, for the Dutch people the double standard is not normal. The Dutch Parliament has been clear about this issue. Late 2004 the Parliament unanimously adopted the motion by Roevoet, which was “embraced” by the then Minister of Foreign Affairs Bot. The motion urges the Government to put continuously and explicitly on the agenda the recognition of the Armenian Genocide in bilateral relations with Turkey as well as in the accession negotiations at EU level. Herewith was stated officially that what happened in Turkey in 1915 is to qualify as genocide.

Many times the Parliament questions the Minister of Foreign Affairs about the results of this motion. The answers are noncommittal. The taboo seems to be still present at the Foreign Office.

It was therefore for good reasons that the Armenian Organisations urged the Parliament in a petition to take this issue (more) seriously. First of all concerning the implementation of the motion by Rouvoet. Secondly the Parliament should continue to give support to the proposal for erecting a monument in The Hague to the victims of Armenian Genocide, in order to continue to remember the need for international justice, in the form of the International Criminal Court (ICC), which did not exist at the time of the Armenian Genocide.

Finally, all factions should support the draft bill by the Christian Union MP Voordewind. The standard for punishment of genocide denial is now hidden in an Article of the Dutch Criminal Code about insulting a group. In the bill, this standard is explicitly stated, defined and clarified. The least that the Netherlands can do for the victims and families of the people, who have undergone this bitter fate, is to ensure that it is clear that Holocaust and genocide denial is unacceptable. That is a matter of civilisation.

The author is secretary of the 24 April Committee of the Federation of Armenian Organisations in the Netherlands (FAON).
photo by AAE

Be the first to comment

Leave a Reply

Your email address will not be published.


*